Neem een voorbeeld aan de loyaliteit van Ittai
Neem een voorbeeld aan de loyaliteit van Ittai
„GROOT en wonderbaar zijn uw werken, Jehovah God, de Almachtige. Rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning der eeuwigheid. Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken, omdat gij alleen loyaal zijt?” Dit lied, dat in de hemel wordt gezongen door „degenen die de overwinning behalen over het wilde beest en over zijn beeld”, vestigt de aandacht op Gods loyaliteit (Openb. 15:2-4). Jehovah wil dat zijn aanbidders net als hij die wenselijke eigenschap tentoonspreiden (Ef. 4:24).
Satan de Duivel daarentegen doet alles wat in zijn vermogen ligt om Gods aardse dienstknechten te scheiden van de liefde van de God die ze aanbidden. Toch zijn veel mensen zelfs onder afschuwelijke omstandigheden loyaal gebleven aan God. Wat kunnen we dankbaar zijn dat Jehovah die toewijding zo waardeert! We krijgen zelfs de verzekering: „Jehovah heeft gerechtigheid lief, en hij zal zijn loyalen niet verlaten” (Ps. 37:28). Om ons te helpen loyaal te blijven, heeft hij in zijn Woord verslagen laten opnemen van de daden van veel loyalen. Een zo’n verslag is dat over Ittai, de Gathiet.
’Een buitenlander en een balling’
Ittai kwam vermoedelijk uit de vermaarde Filistijnse stad Gath, de geboorteplaats van de reus Goliath en andere geduchte vijanden van Israël. De geharde krijgsman Ittai stapt zonder introductie het Bijbelverslag binnen ten tijde van Absaloms opstand tegen koning David. Ittai en zeshonderd Filistijnse mannen die hem gevolgd waren, leefden toen in ballingschap in de buurt van Jeruzalem.
De situatie waarin Ittai en zijn volgelingen verkeerden, kan David herinnerd hebben aan zijn eigen dagen als balling en vluchteling, toen hij en zeshonderd Israëlitische krijgers naar Filistijns gebied waren getrokken en het domein van Achis, de koning van Gath, hadden betreden (1 Sam. 27:2, 3). Wat zouden Ittai en zijn mannen doen nu Davids zoon Absalom tegen David in opstand was gekomen? Zouden ze de kant van Absalom kiezen, neutraal blijven, of zich achter David en zijn mannen scharen?
Stel je het tafereel eens voor als David op zijn vlucht uit Jeruzalem halt houdt bij een plaats die Beth-Merhak heet, wat „Het verre huis” betekent. Het is misschien het laatste huis van Jeruzalem dat hij tegenkomt voordat hij het Kidrondal overtrekt richting Olijfberg (2 Sam. 15:17; vtn.). Hier monstert David zijn strijdkrachten als ze voorbijtrekken. Kijk! Er zijn niet alleen loyale Israëlieten bij hem maar ook al de Krethi en de Plethi. Bovendien zijn er al de Gathieten: Ittai en zijn zeshonderd krijgslieden (2 Sam. 15:18).
Vol empathie zegt David tegen Ittai: „Waarom zoudt ook gíȷ́ met ons meegaan? Keer terug en woon bij de koning [met wie hij kennelijk Absalom bedoelt]; want gij zijt een buitenlander en bovendien zijt gij een balling uit uw plaats. Gisteren zijt gij gekomen en vandaag zal ik u met ons laten omdolen, om te gaan terwijl ik ga waarheen ik ook ga? Keer terug en neem uw broeders met u mee terug, en Jehovah betrachte jegens u liefderijke goedheid en trouw!” — 2 Sam. 15:19, 20.
Ittai maakt zijn onwankelbare loyaliteit kenbaar. Hij antwoordt: „Zo waar Jehovah leeft en zo waar mijn heer de koning leeft, op de plaats waar mijn heer de koning zal blijken te zijn, hetzij ten dode of ten leven, daar zal uw dienaar blijken te zijn!” (2 Sam. 15:21) Misschien moet David nu denken aan de woorden van dezelfde strekking van zijn overgrootmoeder Ruth (Ruth 1:16, 17). Davids hart wordt geraakt door Ittais woorden en hij zegt hem het Kidrondal over te trekken. Daarop „trok Ittai, de Gathiet, over, en ook al zijn mannen en alle kleinen die bij hem waren” (2 Sam. 15:22).
„Tot ons onderricht”
„Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven”, lezen we in Romeinen 15:4. We doen er dus goed aan ons af te vragen wat we van Ittais voorbeeld kunnen leren. Ga eens na wat hem ertoe aangezet kan hebben loyaal te zijn aan David. Hoewel Ittai een buitenlander was, een balling uit Filistea, erkende hij Jehovah als de levende God en David als Jehovah’s gezalfde. Ittai was in staat verder te kijken dan de vijandschap die er tussen de Israëlieten en de Filistijnen bestond. Hij bezag David als meer dan iemand die de Filistijnse kampvechter Goliath en nog veel meer van zijn landgenoten had gedood (1 Sam. 18:6, 7). Ittai bezag David als een man die Jehovah liefhad en merkte ongetwijfeld Davids opmerkelijke eigenschappen op. David op zijn beurt kreeg diep respect voor Ittai. In de beslissende veldslag tegen Absaloms strijdkrachten stelde David zelfs een derde van zijn krijgsmacht „onder de hand van Ittai”! — 2 Sam. 18:2.
Ook wij moeten ons best doen om verder te kijken dan culturele, raciale of etnische verschillen, sluimerende vooroordelen en haatgevoelens, en de goede eigenschappen in anderen erkennen. De band die er tussen David en
Ittai ontstond, illustreert dat als we Jehovah gaan kennen en liefhebben, dat ons kan helpen zulke barrières te slechten.Al nadenkend over Ittais voorbeeld kunnen we ons afvragen: Ben ik net zo loyaal gehecht aan de Grotere David, Christus Jezus? Toon ik mijn loyaliteit door een ijverig aandeel te hebben aan de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen? (Matth. 24:14; 28:19, 20) Hoe ver ben ik bereid te gaan om mijn loyaliteit te bewijzen?
Gezinshoofden hebben er ook baat bij over Ittais voorbeeld van loyaliteit na te denken. Zijn trouw aan David en zijn besluit met Gods gezalfde koning mee te gaan, waren van invloed op Ittais mannen. Zo zijn de beslissingen die gezinshoofden nemen ter ondersteuning van de ware aanbidding ook van invloed op hun gezin en kunnen ze zelfs tijdelijke moeilijkheden veroorzaken. We krijgen echter de verzekering: ’Jegens iemand die loyaal is, zal Jehovah loyaal handelen’ (Ps. 18:25).
Na Davids veldslag tegen Absalom zegt de Bijbel niets meer over Ittai. De glimp die Gods Woord ons van hem te zien geeft, verschaft ons niettemin een opmerkelijk inzicht in zijn karakter in die moeilijke periode in Davids leven. Dat Ittai in het geïnspireerde verslag is opgenomen, bewijst dat Jehovah een dergelijke loyaliteit erkent en beloont (Hebr. 6:10).