Geleid door Gods geest
Geleid door Gods geest
EEN van de belangrijkste werkingen van Gods geest houdt verband met het feit dat de geest het vermogen bezit om inlichtingen te verstrekken, geestelijk te verlichten, dingen te openbaren. Daarom kon David bidden: „Leer mij uw wil te doen, want gij zijt mijn God. Uw geest is goed; moge die mij geleiden in het land der oprechtheid” (Psalm 143:10). Veel eerder had Jozef, dankzij Gods hulp, de profetische dromen van Farao verklaard. De Egyptische heerser erkende dat Gods geest in hem werkzaam was. — Genesis 41:16, 25-39.
Deze verlichtende kracht van de geest is vooral waar te nemen in de profetieën. Zoals de apostel Petrus aantoont, ontstond profetie niet door menselijke uitlegging van omstandigheden en gebeurtenissen; ze was niet het resultaat van het een of andere aangeboren vermogen van de profeten om de betekenis en strekking ervan te verklaren of toekomstige gebeurtenissen te voorzeggen. Het was veeleer zo dat deze mensen „door heilige geest werden meegevoerd” — zij werden door Gods werkzame kracht gedreven en geleid. — 2 Petrus 1:20, 21.
Gods geest openbaart en verklaart niet alleen Gods wil, maar verleent zijn dienstknechten ook de kracht om dingen overeenkomstig die wil te doen. Die geest is werkzaam als een kracht die tot handelen aandrijft, zoals Markus zegt dat de geest Jezus na diens doop „dreef” om naar de wildernis te gaan (Markus 1:12). De geest kan als een „vuur” in Gods dienstknechten zijn en maken dat zij „vurig van geest” zijn, en wel in de zin dat hij hen ertoe aandrijft — als het ware de druk in de stoomketel opvoert — om een bepaald werk te doen (1 Thessalonicenzen 5:19; Handelingen 18:25; Romeinen 12:11). Zij ontvangen de „kracht van de geest” of „kracht door middel van zijn geest”. — Lukas 2:27; Efeziërs 3:16.
Toch is de geest niet slechts een onbewuste, blinde impuls, want ook hun geest en hart worden gestimuleerd, zodat zij verstandelijk met de hun geschonken werkzame kracht kunnen samenwerken. Derhalve kon de apostel Paulus over degenen die de gave van profeteren in de christelijke gemeente hadden ontvangen, zeggen: „[De] gaven van de geest van de profeten moeten door de profeten onder controle worden gehouden”, opdat de orde bewaard zou blijven. — 1 Korinthiërs 14:31-33.
Net als elektrische stroom gebruikt kan worden om een enorme verscheidenheid van werkingen tot stand te brengen, gebruikt God zijn geest om mensen te machtigen en in staat te stellen een grote verscheidenheid van dingen te doen (Jesaja 48:16; 61:1-3). Paulus schreef over de wonderbare gaven van de geest in zijn dagen: „Nu is er verscheidenheid van gaven, maar het is dezelfde geest; en er is verscheidenheid van bedieningen, en toch is het dezelfde Heer; en er is verscheidenheid van werkingen, en toch is het dezelfde God die alle werkingen in allen tot stand brengt. Doch de manifestatie van de geest wordt aan een ieder voor een nuttig doel gegeven.” — 1 Korinthiërs 12:4-7.
De geest van God verleende mensen de kracht om Gods boodschap van waarheid onbevreesd en moedig, ja, zelfs met gevaar voor hun leven, ten overstaan van tegenstanders bekend te maken (Micha 3:8). Dat God zijn geest op zijn volk ’uitstort’, is een bewijs van zijn gunst; het heeft zegeningen tot gevolg en maakt dat zijn volk voorspoedig is. — Ezechiël 39:29; Jesaja 44:3, 4.