Was het Woord „God” of „een god”?
OVER die vraag moet nagedacht worden als Bijbelvertalers het eerste vers van het evangelie van Johannes onder handen hebben. In de Nieuwe-Wereldvertaling wordt dit vers zo weergegeven: „In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was een god” (Johannes 1:1). Enkele andere vertalingen laten het laatste deel van het vers de gedachte overbrengen dat het Woord „goddelijk” was, of ze gebruiken een soortgelijke uitdrukking (A New Translation of the Bible, door James Moffatt; The New English Bible). Veel vertalingen geven het laatste deel van Johannes 1:1 echter zo weer: „En het Woord was God.” — Statenvertaling, Willibrordvertaling.
Op grond van de Griekse grammatica en de context zijn er krachtige aanwijzingen dat de weergave van de Nieuwe-Wereldvertaling correct is en dat „het Woord” niet vereenzelvigd dient te worden met de „God” die eerder in het vers wordt genoemd. Maar omdat het eerste-eeuwse Grieks geen onbepaald lidwoord („een”) kende, blijft het voor velen een omstreden kwestie. Er bestaat echter een Bijbelvertaling in een taal die in de eerste eeuwen van onze jaartelling werd gesproken, en die vertaling is daarom bijzonder interessant.
De taal is een Sahidisch dialect van het Koptisch. De Koptische taal werd in Egypte gesproken in de eeuwen onmiddellijk na Jezus’ aardse bediening, en het Sahidische dialect was een vroege literaire vorm van die taal. Over de vroegste Koptische vertalingen van de Bijbel zegt The Anchor Bible Dictionary: „Daar de LXX [Septuaginta] en het N.T. [de christelijke Griekse Geschriften] in de derde eeuw n.Chr. in het Koptisch werden vertaald, is de Koptische vertaling gebaseerd op Gr. mss. [Griekse handschriften] die beduidend ouder zijn dan verreweg de meeste nog bestaande getuigen.”
De Sahidisch-Koptische tekst is vooral om twee redenen interessant. Ten eerste vormt hij, zoals hierboven is aangegeven, een afspiegeling van het begrip dat men van de Bijbel had vóór de vierde eeuw, toen de Drie-eenheid een officiële leerstelling werd. Ten tweede lijkt de Koptische grammatica in één belangrijk aspect op de Nederlandse grammatica. De vroegste vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften zijn die in het Syrisch, het Latijn en het Koptisch. Het Syrisch en het Latijn hebben, net als het Grieks uit die tijd, geen onbepaald lidwoord. Maar het Koptisch heeft dat wel. Bovendien zijn veel geleerden het erover eens dat het gebruik van de Koptische lidwoorden, bepaald en onbepaald, nauw overeenkomt met het gebruik van de lidwoorden in moderne talen zoals het Engels of het Nederlands.
Daarom biedt de Koptische vertaling interessant bewijsmateriaal voor de manier waarop Johannes 1:1 destijds begrepen werd. En wat blijkt? De Sahidisch-Koptische vertaling gebruikt een onbepaald lidwoord bij het woord „god” in het laatste deel van Johannes 1:1. In hedendaags Nederlands weergegeven luidt de vertaling dus: „En het Woord was een god.” Kennelijk wisten die vertalers uit de oudheid dat Johannes’ woorden in Johannes 1:1 niet betekenden dat Jezus vereenzelvigd moet worden met de almachtige God. Het Woord was een god, niet de almachtige God.