9 FEBRUARI 2016
ZUID-KOREA
VN-Mensenrechtencomité dringt er bij Zuid-Korea op aan om dienstweigering op basis van gewetensbezwaren te erkennen
Na een grondige evaluatie van de mensenrechten in Zuid-Korea, formuleerde het VN-Mensenrechtencomité op 3 november 2015 haar slotconclusies. Het comité erkende dat Zuid-Korea positieve stappen heeft ondernomen op het gebied van mensenrechten, maar vestigde specifiek de aandacht op het feit dat het land de eerdere beslissingen van het comité inzake dienstweigering op grond van gewetensbezwaren niet heeft geïmplementeerd.
Recht op vrijheid van geweten en religie
Hoewel dienstweigering op grond van gewetensbezwaren internationaal erkend is als een fundamenteel mensenrecht, blijft Zuid-Korea principiële dienstweigeraars straffen. Sinds 1950 hebben rechtbanken meer dan 18.000 Getuigen van Jehovah tot in totaal bijna 36.000 jaar gevangenschap veroordeeld.
Het rapport van het VN-Mensenrechtencomité spoorde de regering aan tot:
De onmiddellijke vrijlating van alle gewetensbezwaarden.
Het wissen van het strafblad van de gewetensbezwaarden, het uitkeren van een passende schadevergoeding en het garanderen dat hun persoonlijke informatie niet openbaar gemaakt wordt.
Het wettelijk erkennen van dienstweigering op basis van gewetensbezwaren en voorzien in de mogelijkheid tot vervangende dienstplicht.
Verantwoordelijkheid om afspraken van verdragen uit te voeren
Sinds 2006 heeft het VN-Mensenrechtencomité vijf Standpunten uitgevaardigd waarin Zuid-Korea wordt gelaakt omdat het land geen wetgeving heeft aangenomen waardoor het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt beschermd en omdat het degenen die zich op dat recht willen beroepen, straft. * In het recente rapport van het comité wordt de regering er opnieuw toe aangespoord om ‘mechanismen en passende procedures in te voeren om de Standpunten van het comité volledig uit te voeren’, alsmede de eerder uitgevaardigde Standpunten van het comité volledig te implementeren.
Na uitgave van het rapport erkende Seong-ho Lee, voorzitter van de nationale Commissie voor de Rechten van de Mens van Korea, de schendingen van de mensenrechten die in het rapport vermeld staan. In een openbare verklaring adviseerde Lee de regering om de aanbevelingen van het comité uit te voeren. Hij zei tot slot: ‘De regering heeft de verantwoordelijkheid om het IVBPR [Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten] uit te voeren.’
Als verdragsluitende staat heeft Zuid-Korea zich ertoe verplicht de rechten te beschermen die het IVBPR waarborgt. Aangezien het Mensenrechtencomité van de VN toezicht houdt op de uitvoering van het IVBPR en dit verdrag het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren erkent, blijft Zuid-Korea in overtreding van het verdrag tot het land de Standpunten en aanbevelingen van het comité uitvoert.
Met zijn recente rapport sluit het VN-Mensenrechtencomité zich aan bij de toenemende verontwaardiging van de internationale gemeenschap over de manier waarop Zuid-Korea principiële dienstweigeraars behandelt. Zowel in Zuid-Korea als elders zal gespannen worden uitgekeken naar de reactie van de regering op deze oproep tot het naleven van haar verplichtingen.
^ ¶10 Wanneer het Mensenrechtencomité van de VN nagaat of een verdragsluitende staat de rechten uit het IVBPR heeft geschonden, vaardigt ze haar besluiten uit in de vorm van Standpunten. De vijf Standpunten waarin Zuid-Korea schuldig bevonden wordt van het schenden van artikel 18, ‘vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst’, zijn No. 1321-1322/2004, Yeo-bum Yoon and Myung-jin Choi v. Republic of Korea, November 3, 2006; No. 1593-1603/2007, Eu-min Jung et al. v. Republic of Korea, March 23, 2010; No. 1642-1741/2007, Min-kyu Jeong et al. v. Republic of Korea, March 24, 2011; No. 1786/2008, Jong-nam Kim et al. v. Republic of Korea, October 25, 2012; No. 2179/2012, Young-kwan Kim et al. v. Republic of Korea, October 15, 2014.