Doorgaan naar inhoud

7 JULI 2015
ZUID-KOREA

Zullen rechters in Zuid-Korea de internationale standaarden voor gewetensbezwaarden overnemen?

Zullen rechters in Zuid-Korea de internationale standaarden voor gewetensbezwaarden overnemen?

Het Constitutionele Hof van Zuid-Korea gaat opnieuw onderzoeken of het grondwettelijk is dat de regering militaire dienstweigering op grond van gewetensbezwaren afwijst. * Nog maar vier jaar geleden, in 2011, oordeelde het Hof dat het straffen van dienstweigeraars onder de wet militaire dienst van Zuid-Korea, niet in strijd is met de grondwet. Daarmee werd een uitspraak uit 2004 gehandhaafd.

Het Hof neemt nu de ongebruikelijke stap om deze kwestie opnieuw te beschouwen door op 9 juli 2015 de zaken van drie gewetensbezwaarden gecombineerd te behandelen. Verschillende organisaties hebben als amicus curiae het Hof raad gegeven die dit recht ondersteunt. Omdat militaire dienstweigering op grond van gewetensbezwaren nu een standaard is in internationale wetgeving, krijgt Zuid-Korea’s weerstand om zich hiernaar te schikken vanuit de hele wereld steeds meer aandacht.

Toenemende internationale kritiek

Het VN-Mensenrechtencomité heeft om verandering in Zuid-Korea opgeroepen. Sinds 2006 heeft dit comité vijf uitspraken gedaan die in totaal meer dan 500 gewetensbezwaarden * betroffen en heeft het besloten dat Zuid-Korea verplicht is wettelijke maatregelen te nemen waarmee het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt gegarandeerd.

Amnesty International, een mensenrechtenorganisatie die in Londen gevestigd is, gebruikte de internationale dag van de gewetensbezwaarden om de aandacht te vestigen op de behandeling van gewetensbezwaarden in Zuid-Korea door middel van een artikel dat op 13 mei 2015 is uitgegeven. Het artikel ging voornamelijk over jonge Getuigen van Jehovah die dienstplichtig zijn, en over hun situatie onder de huidige wet van Zuid-Korea. Diezelfde week schreven verschillende internationale media zoals CNN en The Washington Post artikelen over dienstweigering op grond van gewetensbezwaren, en over jonge Getuigen die hun standpunt hiervoor innemen.

Rechters die de uitdaging aangaan

Als een Getuige van Jehovah in Zuid-Korea weigert in militaire dienst te gaan, wordt hij gewoonlijk door de rechter schuldig verklaard aan ontduiking van dienstplicht. Maar rechters hebben er steeds vaker moeite mee om vredelievende jonge mannen, wiens enige ‘overtreding’ is dat zij vasthouden aan hun oprechte religieuze overtuiging, te veroordelen. * In één geval huilde de rechter in Suwon toen ze een Getuige veroordeelde omdat ze geen andere juridische mogelijkheid had dan hem schuldig te verklaren.

Op 12 mei 2015 was een rechter van de rechtbank van Kwangju van oordeel dat de verdachten ‘onschuldig’ waren. Vanwege het morele dilemma besloot de rechter in de zaak tegen drie Getuigen van Jehovah af te wijken van de jurisprudentie. Met de bedoeling tot verandering aan te sporen, vertelde hij hun: ‘Het enige wat ik voor jullie kan doen is een kleine lucifer aansteken en hopen dat jullie er een grote vlam van maken.’ De aanklager heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak.

Ondanks de uitspraken van het Constitutionele Hof aangaande deze kwestie in 2004 en 2011 hebben zeven lagere rechters hun zaken naar het Hof verwezen, in plaats van dienstweigeraars te veroordelen. Deze rechters weigeren om een jonge man tot een gevangenisstraf te veroordelen, enkel omdat hij zijn geweten volgt. In één van deze gevallen verklaarde rechter Young-hoon Kang van een rechtbank in Seoul dat het straffen van dienstweigeraars op grond van gewetensbezwaren ‘neerkomt op het ontzeggen van hun rechten en hun identiteit. Het is duidelijk een inbreuk op de menselijke waardigheid’.

Rechters dringend verzocht om ‘druk uit te oefenen op de rechtbanken’

In december 2014 hield de Koreaanse orde der juristen een conferentie over dienstweigering op grond van gewetensbezwaren. In de thematoespraak zei de voormalige rechter van het hooggerechtshof, Su-an Cheon, dat de uitspraken van het VN-Mensenrechtencomité en de resoluties van de VN-Mensenrechtenraad tegen Zuid-Korea een reden voor ‘nationale schaamte’ vormen. Ze verklaarde dat ‘het gevangenzetten van honderden jonge mannen niet gerechtvaardigd kan worden’ en verzocht de aanwezige rechters en advocaten om ‘druk uit te oefenen op de rechtbanken’ om zaken in overeenstemming met internationale standaarden te behandelen.

Cheon besloot haar toespraak met de conclusie: ‘We moeten zo snel mogelijk vervangende dienst invoeren. (...) Het invoeren van vervangende dienst zou een mijlpaal zijn in de Koreaanse geschiedenis en een belangrijke prestatie op het gebied van mensenrechten onder het leiderschap van de eerste vrouwelijke president. Alleen op die manier kunnen we de schande wegnemen dat we op het gebied van mensenrechten een achtergebleven land zijn.’

Zal het Constitutionele Hof zich aan de internationale standaarden houden?

Decennialang hebben duizenden Getuigen van Jehovah in Zuid-Korea gevangengezeten vanwege hun geloof. In afwachting van het oordeel van het Hof vragen ze zich af: Zullen de rechters van het Constitutionele Hof opkomen voor gewetensbezwaarden? Zal Zuid-Korea in overeenstemming met de internationale standaarden voor mensenrechten handelen?

^ ¶2 Zuid-Korea wijst het recht op militaire dienstweigering op grond van gewetensbezwaren af. In de afgelopen 60 jaar zijn er meer dan 18.000 Getuigen van Jehovah gevangengezet omdat ze weigerden in militaire dienst te gaan vanwege hun oprechte religieuze overtuiging. Ga voor een recente lijst van Getuigen die in Zuid-Korea gevangenzitten naar: ‘Gevangengezet vanwege hun geloof — Zuid-Korea’.

^ ¶5 Communications Nos. 1321/2004 and 1322/2004, U.N. Doc. CCPR/C/88/D/1321-1322/2004, 3 November 2006; Communications Nos. 1593 to 1603/2007, U.N. Doc. CCPR/C/98/D/1593-1603/2007, 23 March 2010; Communications No. 1642-1741/2007, U.N. Doc. CCPR/C/101/D/1642-1741/2007, 24 March 2011; Communication No. 1786/2008, U.N. Doc. CCPR/C/106/D/1786/2008, 25 October 2012; Communication No. 2179/2012, U.N. Doc. CCPR/C/112/D/2179/2012, 15 October 2014.