JONGE MENSEN VRAGEN
Hoe kan ik met ziekte omgaan? (Deel 3)
De tienerjaren worden vaak geassocieerd met een blakende gezondheid en een oneindige hoeveelheid energie. Maar sommige jongeren worden beperkt door een ernstige ziekte. Hoor jij daarbij? Als dat zo is, kun je geholpen worden door de ervaringen van V’loria, Justin en Nisa, alle drie Getuigen van Jehovah. Let op hoe ze met hun slopende gezondheidsproblemen omgaan.
V’loria
Vanaf mijn veertiende heb ik fibromyalgie. Tegen de tijd dat ik 20 was, had ik ook artritis, lupus en de ziekte van Lyme. Als je je altijd zwak voelt, is het moeilijk om alle dingen te doen die je wilt doen. Soms was ik vanaf mijn heupen verlamd en zat ik in een rolstoel.
Erger nog dan het fysieke aspect van mijn ziekte was de mentale kwelling die ik mezelf aandeed omdat ik simpele dingen als schrijven of een potje openen niet kon. Ik zag kinderen lopen en vroeg me af waarom dat voor mij zo moeilijk was. Ik voelde me een mislukkeling.
Gelukkig kreeg ik hulp, niet alleen van familieleden, maar ook vanuit de gemeente van Jehovah’s Getuigen waarmee ik verbonden ben. Geloofsgenoten kwamen vaak bij me langs, en daardoor voelde ik me niet zo alleen. Sommige nodigden me uit, hoewel het niet zo makkelijk is om me uit mijn rolstoel en in en uit een auto te krijgen.
Vooral de ouderen in de gemeente waren heel behulpzaam omdat ze weten hoe het is om gezondheidsproblemen te hebben. Ze hielpen me mijn beperkingen te accepteren en me niet schuldig te voelen omdat ik niet zo veel kan doen als anderen. Ik ben het gelukkigst op onze bijeenkomsten en als ik ga prediken (Hebreeën 10:25). Dan besef ik dat ik, ondanks mijn ziekten, niet echt anders ben dan anderen.
Ik houd in gedachte dat Jehovah ons geeft wat we nodig hebben om het vol te houden. De Bijbel zegt bijvoorbeeld dat zelfs als iemand uiterlijk aftakelt, de persoon die hij vanbinnen is ‘van dag tot dag vernieuwd’ kan worden (2 Korinthiërs 4:16). Daar ben ik het helemaal mee eens!
Om over na te denken: Waarom is het als je ernstig ziek bent, belangrijk om omgang te zoeken met anderen? En als je zelf gezond bent, hoe kun je dan iemand helpen die ziek is? — Spreuken 17:17.
Justin
Ik viel op de grond en kon niet meer opstaan. Ik voelde een druk op mijn borst en kon me niet meer bewegen. Ik werd met spoed naar de eerste hulp gebracht. Eerst konden de artsen niks vinden. Maar na een paar van dit soort voorvallen, kwam de diagnose: de ziekte van Lyme.
De ziekte van Lyme was een aanslag op mijn zenuwstelsel. Ik heb nog steeds last van trillingen, soms onbeheerst, ook al is het jaren geleden dat de diagnose is gesteld. Er zijn dagen dat ik pijn heb over mijn hele lichaam, of dat mijn vingers zo’n zeer doen dat ik ze niet eens kan bewegen. Dan is het alsof mijn gewrichten roestig zijn.
Ik dacht weleens: ik ben te jong om ziek te zijn. En dat maakte me kwaad. Ik vroeg God elke dag huilend om hulp en zei dan: ‘Waarom moet ik dit allemaal meemaken?’ Ik begon zelfs het gevoel te krijgen dat God me verlaten had. Maar toen dacht ik aan Job uit de Bijbel. Job begreep niet helemaal waarom hij met zo veel problemen te maken kreeg, en toch bleef hij God trouw. Als Job dat met zijn enorme problemen kon, dan kan ik dat ook.
Ik krijg heel veel steun van de ouderlingen in mijn gemeente. Ze vragen altijd hoe het met me gaat. Een ouderling zei dat als ik wilde praten, ik hem altijd kan bellen, het maakt niet uit hoe laat het is. Ik bedank Jehovah elke dag voor dit soort vrienden! — Jesaja 32:1, 2.
Als we met serieuze ziekten te maken krijgen, vergeten we soms wat het meest voor de hand ligt — dat Jehovah weet wat we doormaken. De Bijbel zegt: ‘Werp uw last op Jehovah, en hijzelf zal u schragen’ (Psalm 55:22). Dat probeer ik elke dag te doen.
Om over na te denken: Hoe kunnen mensen die van je houden je helpen het vol te houden als je een gezondheidsprobleem hebt? — Spreuken 24:10; 1 Thessalonicenzen 5:11.
Nisa
Als tiener werd bij mij de diagnose gesteld van het syndroom van Marfan, een ziekte die de gewrichten zwak maakt. Het syndroom van Marfan kan ook effect hebben op je hart, ogen en andere vitale organen. Ik heb niet elke dag pijn, maar als ik pijn heb, kan het heel erg zijn.
Toen ik wist wat voor ziekte ik had, moest ik veel huilen. Ik was bang dat ik niet meer alles kon doen wat ik graag deed. Ik houd bijvoorbeeld van dansen, en de gedachte dat dat op een dag te pijnlijk voor me zou zijn — en dat het zelfs te pijnlijk zou zijn om te kunnen lopen — maakte me bang voor de toekomst.
Mijn zus was echt een steun. Ze hielp me van mijn zelfmedelijden af. Ze zei dat ik niet angstig moest zijn, want dan zou ik geen leven meer hebben. Ze moedigde me ook aan te blijven bidden. Want als er iemand was die precies wist wat ik doormaakte, was het Jehovah (1 Petrus 5:7).
Een Bijbeltekst die me veel heeft geholpen, is Psalm 18:6, waar staat: ‘In mijn benauwdheid bleef ik Jehovah aanroepen, en tot mijn God bleef ik om hulp schreeuwen. Uit zijn tempel hoorde hij toen mijn stem, en mijn eigen hulpgeschreeuw voor zijn aangezicht kwam nu in zijn oren.’ Dat vers hielp me te beseffen dat als ik tot Jehovah bid en hem om hulp vraag, hij me zal horen en me zal helpen. Hij is er altijd voor me.
Ik heb geleerd dat het niet erg is om je verdrietig of zelfs geërgerd te voelen, want die gevoelens zijn normaal — zolang ze ons leven maar niet in beslag nemen en onze vriendschap met God niet beïnvloeden. Hij is niet de oorzaak van onze problemen, en hij zal ons nooit in de steek laten als we hem op de eerste plaats zetten in ons leven (Jakobus 4:8).
Om over na te denken: Is het Gods schuld dat wij lijden? — Jakobus 1:13.