Wat is de onvergeeflijke zonde?
Het antwoord uit de Bijbel
Er is sprake van een onvergeeflijke zonde als iemand door zijn gedrag en instelling niet meer door God wordt vergeven. Hoe kan zoiets gebeuren?
God vergeeft mensen die berouw hebben van hun zonden, volgens Gods normen leven en in Jezus Christus geloven (Handelingen 3:19, 20). Maar iemand kan zo vasthouden aan zijn zondige levenswijze dat hij zijn instelling of gedrag nooit zal veranderen. De Bijbel zegt dat zo iemand ‘een goddeloos (...) hart’ heeft dat ‘wordt verhard door de bedrieglijke kracht der zonde’ (Hebreeën 3:12, 13). Klei die uit een oven komt, is zo hard dat het geen andere vorm meer kan krijgen. Op vergelijkbare manier kan iemand zijn hart zo verharden dat hij zich permanent tegen God verzet (Jesaja 45:9). Er is geen basis voor zo iemand om ooit nog vergeven te worden, dus heeft hij een onvergeeflijke zonde begaan (Hebreeën 10:26, 27).
Sommige joodse religieuze leiders in Jezus’ tijd begingen een onvergeeflijke zonde. Ze wisten dat Jezus dankzij Gods heilige geest wonderen deed, maar toch zeiden ze dat Satan de Duivel hem de kracht daarvoor gaf (Markus 3:22, 28-30).
Voorbeelden van zonden die vergeven kunnen worden
Godslastering uit onwetendheid. De apostel Paulus was ooit een godslasteraar, maar hij zei later: ‘Mij werd barmhartigheid betoond omdat ik onwetend was en in ongeloof handelde’ (1 Timotheüs 1:13).
Overspel. De Bijbel heeft het over personen die vroeger overspel hadden gepleegd, maar die hun gedrag hadden veranderd en door God waren vergeven (1 Korinthiërs 6:9-11).
‘Heb ik een onvergeeflijke zonde begaan?’
Als je je vroegere, zondige gedrag oprecht haat en echt wilt veranderen, heb je geen onvergeeflijke zonde begaan. God kan je zelfs vergeven als je herhaaldelijk terugvalt in dezelfde zonde, zolang je hart zich niet blijvend tegen hem heeft verhard (Jesaja 1:18).
Sommige mensen denken dat ze een onvergeeflijke zonde hebben begaan omdat ze geplaagd worden door een knagend schuldgevoel. Maar de Bijbel leert dat we ons eigen gevoel niet altijd kunnen vertrouwen (Jeremia 17:9). God heeft ons niet de autoriteit gegeven om te oordelen, ook niet over onszelf (Romeinen 14:4, 12). Hij kan ons vergeven, zelfs als wij dat nog niet kunnen (1 Johannes 3:19, 20).
Beging Judas Iskariot een onvergeeflijke zonde?
Ja. Uit hebzucht stal hij geld dat was gegeven voor heilige doeleinden. Hij deed zelfs alsof hij bezorgd was om de armen, terwijl hij er alleen maar op uit was om nog meer geld te stelen (Johannes 12:4-8). Judas had in zijn hart besloten God definitief de rug toe te keren en verraadde Jezus voor 30 zilverstukken. Jezus wist dat Judas nooit oprecht berouw zou kunnen hebben voor wat hij had gedaan. Daarom noemde Jezus hem ‘de zoon der vernietiging’ (Johannes 17:12). Dit betekende dat Judas bij zijn dood voor eeuwig vernietigd zou worden, zonder hoop op een opstanding (Markus 14:21).
Judas liet dus zien dat hij geen oprecht berouw had. Hij beleed zijn zonde wel, maar deed dit aan de religieuze leiders met wie hij een complot had gesmeed — niet aan God (Mattheüs 27:3-5; 2 Korinthiërs 7:10).